Basisfuncties
32
Verbinding maken met een Wi-Fi-netwerk
Sluit het apparaat aan op een Wi-Fi-netwerk om internet te gebruiken of mediabestanden te delen
met andere apparaten. (p. 92)
Zorg ervoor dat de Wi-Fi-verbinding ingeschakeld is voordat u internetapplicaties gebruikt.
Wi-Fi in- en uitschakelen
Open het meldingenvenster en tik op
Wi-Fi
om het in of uit te schakelen.
•
Het apparaat gebruikt een niet-geharmoniseerde frequentie en is bedoeld voor gebruik
in alle Europese landen. Het WLAN mag in de EU zonder beperkingen binnenshuis
worden gebruikt, maar mag niet buitenshuis worden gebruikt.
•
Schakel Wi-Fi uit om de batterij te sparen wanneer u deze functie niet gebruikt.
Verbinding maken met Wi-Fi-netwerken
Tik op het scherm Applicaties op
Instellingen
→
Wi-Fi
en sleep de schakelaar
Wi-Fi
naar rechts.
Selecteer een netwerk in de lijst met gedetecteerde Wi-Fi-netwerken, geef een wachtwoord in als dit
nodig is en tik op
Verbinden
. Netwerken waarvoor een wachtwoord is vereist, worden weergegeven
met een slotpictogram. Nadat het apparaat verbinding heeft gemaakt met een Wi-Fi-netwerk, maakt
het apparaat automatisch verbinding met dit netwerk wanneer het beschikbaar is.
Wi-Fi-netwerken toevoegen
Als het gewenste netwerk niet wordt weergegeven in de lijst met netwerken, tikt u op
Wi-Fi-
netwerk toevoegen
onder aan de lijst met netwerken. Geef de netwerknaam in bij
Netwerk-SSID
,
selecteer het beveiligingstype, geef het wachtwoord in als het geen open netwerk is en tik op
Verbinden
.
Komentarze do niniejszej Instrukcji